Anas Ibn Maalik, moge Allah met hem tevreden zijn, heeft verteld: 'De engel Jibriel kwam naar de profeet, Allah's zegen en vrede zij met hem, toen deze samen met andere kinderen aan het spelen was.
Jibriel legde hem op de grond en opende zijn borst,
pakte zijn hart, haalde een bloedprop eruit en zei: dit was het aandeel van de duivel in je. De engel Jibriel waste het hart met zamzam-water in een gouden kom. Hij herstelde het hart en plaatste het weer terug op zijn plek.
De kinderen renden naar zijn moeder, dat wil zeggen degene die hem borstvoeding gaf, en zeiden: 'Mohammed is vermoord'. Daarna kwam hij aangelopen met een bleek gezicht. Anas voegde hieraan toe: ik kon de littekens in zijn borst zien.
Naar zijn lieve moeder:
De profeet, Allah's zegen en vrede zij met hem, ging na deze gebeurtenis terug naar Mekka en verbleef ongeveer twee jaar lang bij zijn moeder en familie. Daarna ging hij samen met zijn moeder naar Medina, waar zijn vader en ooms van zijn opa, de zoons van Uday Ibn An-nadjaar, begraven lagen. De schoonvader van zijn moeder,
Abdulmuttalib, en haar bediende, Oum Ayman, gingen ook mee. Zij verbleven daar gedurende een maand en keerden terug. Onderweg werd Amina (de natuurlijke moeder van de profeet) erg ziek en overleed in Al'abwaa' dat gelegen is tussen Mekka en Medina. Aldaar werd zij begraven.
Naar zijn genadige opa:
Zijn opa Abdulmuttalib bracht hem daarna mee terug naar Mekka.
Deze gebeurtenis was pijnlijk en had veel invloed op hem. Dit leidde ertoe dat hij veel zorg besteedde aan de profeet, Allah's zegen en vrede zij met hem. Hij behandelde hem beter dan zijn eigen kinderen. Hij had veel respect voor hem en trok hem daarom voor op zijn eigen kinderen. Hij was vrijgevig voor hem, hij mocht op zijn eigen bed gaan zitten terwijl andere kinderen het niet mochten. Hij aaide zijn rug en wat de profeet ook deed, het maakte zijn opa blij.
Hij was er van overtuigd dat hij een bijzondere positie zou hebben in de toekomst. Abdulmuttalib overleed echter twee jaar later toen de profeet, Allah's zegen en vrede zij met hem, acht jaar, twee maanden en tien dagen oud was.
Naar zijn meedogende oom:
Na het overlijden van zijn opa is de voogdij over hem op zich genomen door zijn oom Abutalib, de broer van zijn vader, die hem barmhartig en vriendelijk behandelde. Aangezien hij financieel niet erg ruim zat, heeft Allah zijn kleine vermogen vergroot en gezegend zodat het eten van één persoon voldoende zou zijn voor het gehele gezin. De profeet, Allah's zegen en vrede zij met hem, was ook het voorbeeld van volharding en tevredenheid en hij nam genoegen met wat Allah had voorbestemd.
Zijn reis naar het Shaam-gebied en de monnik Bahira:
Abutalib besloot op een gegeven moment deel te nemen aan een handels-reis naar het Shaam-gebied in de karavaan van Quraish.
De profeet, Allah's zegen en vrede zij met hem, was toen twaalf jaar oud (of preciezer: twaalf jaar, twee maanden en tien dagen) en hij vond het vreselijk om afscheid van zijn oom te nemen, waardoor Abutalib medelijden met hem kreeg en hem meenam. Toen de karavaan bij de stad Basraa stopte, dat aan het Shaam-gebied grenst, kwam een van de grootste Christelijke monniken naar hen toe. De naam van de monnik was Bahira. Hij liep tussen de karavaan door totdat hij bij de profeet was, hij pakte zijn arm en zei: 'Dit is de heer van de wereldbewoners, de gezant van de Heer van alle wereldbewoners. Allah, de Verhevene, zal hem zenden als barmhartigheid voor alle wereldbewoners'. De mensen vroegen: hoe weet u dat? Hij zei: 'Bij jullie aankomst vanuit Aqabah,
knielde elke steen en boom neer en dat doen zij alleen voor een profeet. Ik herken hem door het teken onderaan zijn schouder dat op een appel lijkt en er is over hem verteld in onze boeken.'
Hij was gastvrij en vroeg aan Abutalib om de profeet, Allah's zegen en vrede zij met hem, terug te nemen en hem niet mee te nemen naar het Shaam-gebied uit angst voor de Joden en de Romeinen. Abutalib heeft hem toen onmiddelijk naar Mekka teruggebracht.
De Fudjaar-oorlog:
Toen de profeet, Allah's zegen en vrede zij met hem, de twintigjarige leeftijd bereikte, vond bij de U'kaadh-markt een oorlog plaats tussen de verschillende stammen van Quraish. De Kinaanah aan de ene kant en de stammen van Qais A'ilaan aan de andere kant. Het was een hevige oorlog waarbij aan beide kanten veel doden vielen. Zij sloten daarna vrede en spraken af de slachtoffers te tellen; wie meer doden aan zijn kant zou hebben,
zou dan een schadevergoeding van de ander krijgen. Zodoende werd deze oorlog beëindigd en werd al de haat en vijandigheid opzij gelegd.
De profeet, Allah's zegen en vrede zij met hem, heeft deze oorlog bijgewoond en maakte tijdens de strijd de pijlen klaar voor zijn ooms.
Deze oorlog werd Fudjaar genoemd omdat zij hiermee de onaantastbaar-heid van Mekka hebben geschonden, maar ook die van de onaantastbare maand Muharram. De Fudjaar-oorlog vond vier keer plaats gedurende een periode van vier jaar en dit was de laatste keer.
Gedurende de eerste drie keer vond er geen gevecht plaats, maar het waren incidenten van onenigheid en ruzies. Bij het laatste incident werd daadwerkelijk gevochten.